Verslag: Data-analyse in Hilversum

Op dinsdagavond 4 april organiseert de gemeente Hilversum samen met Hollandse Luchten een data-analyse bijeenkomst voor de leden van Meetbaar Hilversum en andere geïnteresseerden. Meetbaar Hilversum meet de luchtkwaliteit sinds 2020 met zelf-in-elkaar-gezette (DIY) sensoren verkregen via Sensor.community (voorheen: Luftdaten). Er zijn nu ongeveer 50 meetpunten online, waarvan de data zichtbaar is op het Samen Meten platform van het RIVM en en het internationale platform van Sensor.community. Om meer inzicht te krijgen en kennis te delen, analyseren we de verzamelde data tijdens deze bijeenkomst volgens de methode van Hollandse Luchten. Taoufik en Ralph van TNO begeleiden de data-analyse, ondersteund door Tobias van de GGD Amsterdam en Jikke van Waag Futurelab. 

Sensor vs. SODAQ

De eerste vraag van de avond betreft een vergelijking tussen de Sensor.community sensoren van Meetbaar Hilversum en de SODAQ AIRs waarmee andere meetgroepen uit de buurt meten zoals in Gooise Meren en de BEL-combinatie. Taoufik laat een grafiek zien in het Power BI dashboard waarbij data van beide sensoren wordt afgezet tegen de metingen van officiële meetstations (LML) van het Luchtmeetnet (zie figuur 1). Daarbij is te zien dat de SODAQ AIRs in sommige gevallen hogere waarden meten dan de LML-meetstations. Dat is in meerdere meetgroepen bekend en daar wordt vanuit het RIVM al onderzoek naar gedaan. De sensoren in Hilversum lijken consistenter te meten: dat wil zeggen dat er minder hoge waarden en afwijkingen ten opzichte van de officiële metingen te zien zijn. Goed om daarbij te vermelden is dat de dichtstbijzijnde LML-stations zo’n 20 kilometer bij Hilversum vandaan liggen (Breukelen en Utrecht). Dit betekent dat afwijkingen niet direct op foutmetingen wijzen, maar ook afhankelijk kunnen zijn van lokale bronne. Dit onderstreept gelijk de toegevoegde waarde van het Hilversumse meetnet. Het zegt overigens niet veel over een verschil in kwaliteit tussen de SODAQ AIR en de Hilversumse sensoren, aangezien er geen officiële referentie metingen gedaan worden tussen beide type sensoren.

Figuur 1:  Links: SODAQ AIR – LML. Rechts: Sensor.community – LML. 

Schone luchten

Tijdens de introductie werd door de bewoners al genoemd dat Hilversum bekend stond om haar schone lucht. Dit zou ook een van de redenen zijn waarom een astmacentrum in de stad geplaatst is. Taoufik laat met figuur 2 zien dat vergeleken met de omliggende gemeenten Hilversum inderdaad de schoonste lucht lijkt te hebben. Dit geldt in ieder geval voor de PM2.5 concentratie. Wel moet hierbij nog een slag om de arm gehouden worden vanwege de afwijking naar boven van de SODAQ AIRs waarmee gemeten wordt in de andere meetgroepen. Daarnaast blijkt uit de windroos, waarin winddata van het KNMI gecombineerd worden met de fijnstof-metingen, dat de meeste fijnstof in de Hilversumse lucht uit het zuidoosten afkomstig is. Waar dat vandaan komt kunnen we niet met zekerheid zeggen. 

Figuur 2: Jaargemiddelde PM2.5 per gemeente

De invloed van één sensor

In de kalender weergave van het afgelopen jaar (2022) in figuur 3 is over het algemeen ook terug te zien dat Hilversum schone lucht heeft. Alleen een bepaalde periode in de tweede helft van augustus valt op; Taoufik vraagt de aanwezigen of er een braderie of een ander evenement plaats had gevonden? Dit soort informatie kan de data-analisten helpen om pieken te verklaren. In dit geval was het een strikvraag: Taoufik heeft zelf al de bron gevonden. Een sensor meet van ongeveer 17 tot 26 augustus enorm hoge waarden; meer dan 2000 microgram PM2,5. Dat is totaal niet realistisch en duidelijk een technische afwijking, want de andere sensoren in de buurt laten geen hogere waarden zien. Dit vertekent zo het hele beeld van de maand augustus maar op jaarbasis valt dit weg. Het illustreert goed hoe fouten in de data kunnen voorkomen en hoe je daar vervolgens verkeerde conclusies uit kan trekken. Context en persoonlijke duiding kunnen veel toevoegen aan een dataset.

De waarde van burgerwetenschapsdata

Afsluitend komt Ralph aan het woord: hij geeft een doorkijkje naar wat er in de toekomst mogelijk is dankzij burgerwetenschapsdata. TNO is namelijk bezig met twee experimentele tools: een soort buienradar voor luchtkwaliteit waarmee men individuele gedragsverandering hoopt te stimuleren en een tool waarbij de effecten van beleid op de luchtkwaliteit inzichtelijk wordt gemaakt. Ralph demonstreert beide tools en laat zien hoe voor een plek als Hilversum inzichtelijk kan worden gemaakt wat de toekomstige luchtvervuiling zal zijn. Aan de hand van NO2-metingen demonstreert hij ook de tweede tool: op een kaartweergave van Hilversum wijzigt hij (hypothetisch) een weg in het zuiden van 50 naar 30-kilometer per uur. Na een kort moment laadt de kaart opnieuw met een andere projectie van de verspreiding van NO2. Groen betekent een positief effect en rood een negatief effect. Het wordt al snel duidelijk dat het een puzzel is tussen de belangen en uitkomsten van verschillende maatregelen. 

De toekomst

We sluiten de avond af met een vooruitblik op de rest van de meetperiode. Een paar aanwezigen hebben zorgen rondom houtstook en spreken die uit: wat kunnen we eraan doen? Voorlichting en gedragsverandering, maar wie heb je dan nodig? De aanwezigen vragen aan de gemeente waarom deze het Schone Luchten akkoord nog niet heeft ondertekend. Daar is juist in het kader van deze ontwikkelingen een nieuwe beleidsmedewerker op aangenomen, die daar de komende tijd mee aan de slag gaat. De contactgegevens worden uitgewisseld. Ook zijn er nieuwe geïnteresseerden voor een eigen meetpunt voor Meetbaar Hilversum. De Palmesbuisjes voor het meten van stikstof zijn inmiddels geplaatst maar de eerste meetresultaten zijn nog niet binnen. We nodigen jullie allemaal uit om meer ideeën voor het verdere verloop van de meetperiode op het Samen Meten Forum te plaatsen of met ons te delen. We denken graag met jullie mee!