In navolging op het onderzoek naar de hoge waarden van de SODAQ AIR zijn er in februari 2023 drie SODAQ AIRs opgehangen op twee officiële luchtmeetnet (LML)-meetstations van de GGD Amsterdam in Beverwijk en Zaanstad. Het gaat om de SODAQ AIRs 545 en 549 op Officieel station NL49570: Beverwijk-Creutzberglaan en SODAQ AIR 420 op Officieel station NL49701: Zaandam-Wagenschotpad.
Co-locatie is het naast elkaar ophangen van sensoren. Door deze zogenaamde ‘co-locatie’ weten we zeker dat de sensoren dezelfde lucht meten. Daardoor kunnen we constateren of de SODAQ AIRs significant afwijken van elkaar (in het geval van 545 en 549) en van de officiële metingen. Ook wordt onderzocht of de behuizing van de SODAQ AIR een rol speelt. Om dat te onderzoeken zullen ook drie exemplaren van de vorige SODAQ AIR (de Snuffelfiets-variant) bij een officieel meetstation worden opgehangen. We houden de co-locatie van de SODAQ AIR op de LML-stations (officiële luchtmeetnet meetstations) minimaal een maand aan. Daardoor wordt het mogelijk om de afwijking van de SODAQ AIR ten opzichte van de LML-stations te berekenen en patronen te ontdekken. Wanneer we die kennis hebben over de afwijking en de patronen, zou het mogelijk zijn achteraf een correctie te berekenen voor de metingen door SODAQ AIRs. Vanuit de Data Science werkgroep is het TNO aan de slag gegaan om een correctie uit te testen.
Het verschil tussen LML-stations en de SODAQ AIR
Het is belangrijk om te zeggen dat we altijd uitgaan van de officiële meting, dus de metingen van de LML-stations. Deze metingen worden namelijk gedaan met zeer geavanceerde meetapparatuur en volgens de Europese referentiemethode. Deze methode vereist dat lucht door een filter wordt gezogen. De kop die de monsters opneemt, zorgt ervoor dat op het filter deeltjes met de juiste afmetingen verzameld worden. Dat gebeurt gedurende een periode van 24 uur. Daarna wordt het filter in het lab gewogen, zodat de hoeveelheid fijnstof in de lucht van die dag kan worden berekend in µg/m3. Lees meer hierover op de website van het RIVM.
De SODAQ AIR maakt gebruik van de sensor Sensirion SPS30. Deze meet niet de massa fijnstof, maar telt optisch het aantal deeltjes tot een maximale grootte van 10 micrometer (PM10). Uit eerder onderzoek naar betaalbare fijnstofsensoren door het RIVM kwamen de PM2,5 metingen van de Sensirion SPS30 goed uit dat onderzoek. De sensor bleek minder gevoelig voor vocht dan bijvoorbeeld de SDS011 sensor en dat is een groot voordeel. Dit is een van de redenen waarom we in Hollandse Luchten hebben gekozen voor het meten met de SODAQ AIR. Lees meer over waarom we meten met de SODAQ AIR.